Gedurende vele decennia na de Tweede Wereldoorlog werden de door de nazi-bezetters van Europa aangestelde Joodse Raden beschuldigd van vermeende medewerking aan de holocaust.
In een onlangs gepubliceerde transnationale en vergelijkende studie toont de Nederlandse historicus Laurien Vastenhout echter aan dat Joodse Raden vrijwel niet in staat waren om de plannen van Duitsland om elke Jood in Europa te vermoorden te veranderen.
In haar boek ‘Tussen Gemeenschap en samenwerking: ‘Joodse Raden’ in West-Europa onder nazi-bezetting’, hanteert Vastenhout een sociaal-historische benadering om raden en hun leiderschap in Nederland, België en Frankrijk te onderzoeken.
“Ik heb geprobeerd de aard van deze organisaties te begrijpen in de grotere context van het nationaal-socialistische bewind”, vertelde Vastenhout aan The Times of Israel. “Ik laat zien welke factoren de functie van de Joodse Raden en de positie en keuzes van hun leiders beïnvloedden”, zei ze.
In heel het door de nazi’s bezette Europa werden Joodse Raden opgericht om te dienen als contacten tussen de Duitse autoriteiten en Joodse gemeenschappen. Raadsleden dienden naar genoegen van de nazi’s, en er waren voorbeelden van leden worden geëxecuteerd voor het niet opvolgen van bevelen.
Eerdere studies hebben zich grotendeels gericht op specifieke Joodse Raden of de acties van individuele leiders. Maar, zei Vastenhout, de raden zouden naast elkaar moeten worden bekeken voor diepere context en begrip.
Zo, schreef de hoogleraar aan het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) in Nederland, kreeg de Nederlandse Joodse Raad aanvankelijk alleen autonomie in Amsterdam – in tegenstelling tot autonomie over joden in heel Nederland – omdat de top Duitse bezettingsleiders hadden eerder een in de stad gevestigde “Judenräte” opgericht in bezet Polen.
Uiteindelijk werd echter duidelijk dat dit model niet goed functioneerde omdat de joden in Nederland niet geconcentreerd waren in lokale getto’s zoals in het algemeen het geval was in Polen. Als gevolg hiervan werd de controle van de Nederlandse Raad in oktober 1941 officieel uitgebreid tot het nationale niveau, aldus Vastenhout.
Het anti-joodse beleid werd voortdurend aangepast en verbeterd
Het is duidelijk dat Duitse functionarissen de op de ene locatie opgedane kennis en ervaring gebruikten om de ‘Endlösung voor het Jodenvraagstuk’ op andere geografische locaties verder uit te werken. Het anti-Joodse beleid werd voortdurend aangepast en verbeterd”, aldus Vastenhout.
Vergelijkende perspectieven laten ook zien hoe lokale omstandigheden het Duitse beleid vormden, evenals de posities en keuzes van Joodse leiders, zei Vastenhout.
In België werd de Vereniging van Joden in België (AJB) – die in dat land fungeerde als de Joodse Raad – geleid door mannen die bijna geen ervaring hadden met het runnen van gemeentelijke zaken. De Nederlandse Joodse Raad daarentegen werd geleid door twee mannen die voor de oorlog alom bekende gemeentelijke leiders waren.
“Dit tastte de positie van deze leiders aan, hun zelfvertrouwen en de keuzes die ze maakten”, aldus Vastenhout. “In de bestaande geschiedschrijving is hier nooit echt aandacht aan besteed, omdat de omstandigheden in België nauwelijks werden vergeleken met die in andere landen.”
Volgens Yad Vashem was de Belgische AJB: “vanaf het beginniet geliefd, vertrouwd of gerespecteerd door het Belgische jodendom.”
Begin 2022 financierde de Nederlandse Spoorwegen (NS) een onderzoek onder leiding van Vastenhout naar de oorlogsactiviteiten van NS werknemers tijdens de Duitse bezetting.
Het onderzoek maakte deel uit van de inspanningen van de spoorwegmaatschappij om “de rol van NS in de Holocaust te onderzoeken” en “verantwoordelijkheid te nemen voor [the company’s] acties tijdens de Tweede Wereldoorlog.”
Volgens Vastenhout zijn “de politiek-ideologische sympathieën binnen het bedrijf niet eerder systematisch onderzocht”.
‘Ze stonden voor een dilemma’
Zoals de titel van haar boek aangeeft, is Vastenhout het meest geïnteresseerd in hoe de Joodse Raden erin slaagden de gemeenschap te dienen en tegelijkertijd bevelen van de Duitse autoriteiten op te volgen.
“De meeste joodse leiders onder het naziregime waren in de eerste plaats geïnteresseerd in het verlichten van het lijden van hun gemeenschappen”, schreef Vastenhout. “Daarbij stonden ze voor een dilemma: ze konden alleen sociale bijstand verlenen als ze samenwerkten met de Duitsers.”
In heel Europa zagen raadsleiders zichzelf over het algemeen als helpend om Duitse bevelen te verzachten, in plaats van samen te werken.
“Joodse leiders moesten een evenwichtsoefening uitvoeren, hun gemeenschappen helpen terwijl ze toegaf aan de Duitse eisen, terwijl ze tegelijkertijd probeerden hun niveau van medewerking te minimaliseren”, zei Vastenhout. Tijdens haar onderzoek peilde ze ook in hoeverre Joodse Raden in staat waren – of bereid waren – om verzetsinspanningen te ondersteunen en er actief aan deel te nemen.
Vooral na de oorlog werd het karakter van Joodse Raden aangetast, legt Vastenhout uit, “toen Joodse erehoven en staatsrechtbanken in heel Europa formeel beoordeeld [the councils’] samenwerking met de Duitse bezetter’, schreef ze.
In Israël en Europa begonnen overlevenden van de Holocaust voormalige kapo’s en – minder vaak – voormalige leden van de Joodse Raad te identificeren. “Honor Court” -procedures probeerden “collaborateurs” ter verantwoording te roepen, maar hielpen ook “de afkeuring te versterken” die de meeste Joden al hadden van Joods leiderschap in oorlogstijd, zei Vastenhout.
“Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de daders en de slachtoffers”, aldus Vastenhout. “De Joodse leiders stonden onder zware druk en werden gedwongen om op ad-hocbasis te reageren op nieuwe regelgeving. Ze konden de impact van de beslissingen die ze namen niet volledig overzien en werden voortdurend bedreigd met ernstige vergeldingsmaatregelen als ze dat niet deden.”
‘Veel bredere aanpak’
Toen Hannah Arendt beruchte kritiek had op de Joodse Raden omdat ze de Holocaust hielpen faciliteren, zette ze een debatkader op dat nog moet worden vervangen.
“Overal waar Joden woonden, waren er erkende Joodse leiders, en deze leiders werkten bijna zonder uitzondering op de een of andere manier, om de een of andere reden, samen met de nazi’s”, schreef Arendt in “Eichmann in Jerusalem”, haar boek uit 1963 over van de joodse staat vangen en berechten van Adolf Eichman.
“De hele waarheid was dat als het Joodse volk echt ongeorganiseerd en zonder leider was geweest, er chaos en veel ellende zou zijn geweest, maar het totale aantal slachtoffers zou nauwelijks tussen de vier en een half en zes miljoen mensen zijn geweest”, schreef Arendt.
Volgens Vastenhout gaven geleerden, waaronder Arendt en Holocaust-historicus Raul Hilberg, “de schuld aan Joodse leiders voor hun rol in de vernietiging van het Europese Jodendom en leken ze meer keuzevrijheid aan deze leiders toe te schrijven dan ze in werkelijkheid hadden.”
Deze ‘morele’ benadering van het bestuderen van de raden domineert al tientallen jaren de wetenschap, zei Vastenhout, waarin de ‘acties en beslissingen’ van Joodse Raden ‘onevenredig nauwkeurig zijn onderzocht en geëvalueerd’, zei ze.
“Ik denk dat we een veel bredere en meer gecontextualiseerde benadering moeten kiezen die verklaart waarom de raden functioneerden zoals ze deden en wat de bedoelingen waren van rivaliserende Duitse instellingen in de loop van de oorlog”, zei Vastenhout.
De retrospectieve vitriool gericht op Joodse Raden was tot nu toe vooral sterk in Nederland 75% van de joodse gemeenschap – of 102.000 Joden – werden vermoord in Auschwitz-Birkenau, Sobibor en andere locaties.
Het aandeel vermoorde joden in Nederland lag ver boven dat van Frankrijk en België, waar respectievelijk 25% en 40% van de joodse gemeenschappen werd vermoord.
“De vraag of de Nederlandse Joodse Raad al dan niet een rol heeft gespeeld bij de deportatie en vernietiging van de joden, en of haar leiders in dit opzicht ter verantwoording kunnen (of moeten) worden geroepen, staat centraal in veel studies”, schreef Vastenhout.
Het aandeel vermoorde joden in Nederland lag ver boven dat van Frankrijk en België, waar respectievelijk 25% en 40% van de joodse gemeenschappen werd vermoord.
Een van de beschuldigingen aan het adres van de Nederlandse Joodse Raad was dat de leden ervan de Duitse autoriteiten deportatielijsten en onderduikadressen hadden verstrekt, waaronder de schuilplaats van Anne Frank.
In werkelijkheid bezaten de nazi’s de namen en adressen van Nederlandse joden voordat de Joodse Raad werd geïnstalleerd, zei Vastenhout. Bovendien had de raad niets kunnen doen om de massale arrestaties en deportaties die in de zomer van 1942 begonnen, een halt toe te roepen, aldus de historicus.
Zoals Vastenhout aantoonde, hadden raadsleden in West-Europa bijna niet het vermogen om de processen die zich om hen heen ontvouwden te veranderen – laat staan te begrijpen. De raden speelden zeker geen “instrumentele” rol bij de vernietiging van het Europese jodendom, zoals sommige historici beweren.
“Deze nieuwe belangrijke studie laat vooral zien dat het essentieel is om verder te kijken dan het niveau van individuele raadsleden en hun keuzes”, aldus Vastenhout, wiens volgende boek zal gaan over de activiteiten van de Nederlandse Spoorwegen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
“In plaats daarvan zouden we de grotere contexten moeten begrijpen waarin ze gedwongen werden samen te werken, aangezien deze doorslaggevend waren bij het bepalen van de manoeuvreerruimte van de Joodse leiders. Dit stelt ons in staat om afstand te nemen van het morele perspectief dat vaak nog steeds inherent is aan ons begrip van deze instituties”, aldus Vastenhout.
More Stories
Arne Slott: De Nederlandse voetbalvisie van de nieuwe Liverpool-manager – Liverpool FC
De Nederlandse overheid heeft geen inzicht in de blootstelling van omwonenden aan chemicaliën: Gezondheidsraad
Foto's: Cadetten Stilte Nederlands | Altamont onderneming